(Fr.: anthracène; Du.: Anthracen; Eng.: anthracene), een aromatische koolwaterstof met de empirische formule C14H10 ; ze vormt kleurloze kristallen die blauw fluoresceren: smeltpunt 216°C, kookpunt 340°C. Antraceen komt voor in steenkolenteer (0,25.. .0,45%).
Via verschillende destillaties van antraceenolie en bewerking van de destillaten krijgt men tenslotte een produkt dat bestaat uit antraceen en het isomeer fenantreen, welke stoffen door hun verschillende oplosbaarheid in pyridine kunnen worden gescheiden.
Zeer zuiver antraceen wordt toegepast in scintillatietellers. Antraceen levert bij oxidatie 1,2-antrachinon, grondstof voor de bereiding van de belangrijke antraceen- of antrachinonkleurstoffen.
Antraceen vormt lichtgele naaldvormige kristallen; smeltpunt 280°C. Ze werd vroeger bereid door oxidatie van antraceen met o.a. chroomzuur bij aanwezigheid van vanadium, thans door condensatie van ftaalzuuranhydride met benzeen, gevolgd door ringsluiting in tegenwoordigheid van aluminiumchloride.
Antraceenkleurstof of antrachinonkleurstof is kleurstof afgeleid van antraceen, meestal van het oxidatieprodukt daarvan 1,2-antrachinon. Antraceenkleurstoffen bezitten alle een hoge licht- en wasechtheid en vertonen vaak zeer fraaie kleurnuances. Naar de wijze van verven kan men vijf hoofdgroepen onderscheiden.
1. Antrachinonbeitskleurstoffen: deze worden speciaal gebruikt voor het verven van katoen en wol die met chroom- of aluminiumzouten zijn voorgebeitst. De belangrijkste representant is alizarine of 1,2-dihydroxy-antrachinon, waarnaar deze groep ook alizarinekleurstoffen wordt genoemd. De specifieke kleurvormende eigenschappen worden bepaald door de ortho-stand der beide OH-groepen en hun nabijheid tot een der CO-groepen.
2. Zure antrachinonkleurstoffen: zij bevatten SO3Na-groepen en trekken derhalve uit een zuur bad direct op wol, waarop zij eventueel met chroomzouten kunnen worden nabehandeld. Te noemen zijn: alizarinsaphirol A, B, enz., alizarinrubinol en alizarincyaningroen A, G, extra enz.
3. Antrachinonkuipkleurstoffen: deze worden in de vorm van een oplosbaar reductieproduct (de leukoverbinding) op katoen geverfd; hierna wordt door oxidatie de echte kleurstof op de vezel gevormd (voorbeelden: algolrood, indantreengeel, indantreenblauw).
4. Antrachinon-dispersiekleurstoffen: deze zijn hoofdzakelijk afgeleid van aminoantrachinonen.
5. Antrachinon-reactiefkleurstoffen: deze bezitten een chemisch zeer reactieve groep, waardoor tijdens het verfproces een chemische binding met de textielvezel ontstaat, zowel met cellulose- als met wol- en polyamidevezels. Hierdoor wordt een bijzonder hoge wasechtheid verkregen. Uitsluitend blauwe en groene tinten.
Lit.: zie Kleurstof.