(Fr.: cisaillement; Du.: Abscherung, Scherung, Schub; Eng.: shear, thrust), een vormverandering van een elastisch lichaam of korrelig materiaal, zonder dat een volumeverandering optreedt, ten gevolge van een in de richting van het zijvlak werkende tangentiële kracht.
Het vlak waarlangs de afschuiving plaatsvindt, wordt bij vast materiaal schuifvlak, bij korrelig glijvlak genoemd. Afschuiving treedt bijv. op bij het ponsen van gaten in een plaat en bij het overbelasten van bouten of nagels met naar verhouding dunne steel. Afschuiving doet zich in het algemeen voor als nevenverschijnsel van buiging.In de geologie is afschuiving (Fr.: faille normale; Du.: Sprung; Eng.: downthrow fault) de benaming voor de hellende breukvlakken tussen delen van de aardkorst die ten opzichte van elkaar verschoven zijn, waarbij het breukvlak in de richting van de gedaalde schol helt; afschuivingen ontstaan door trekspanningen.