Synoniemen zoeken
Synoniem van uit
Synoniem van 'n ander trefwoord

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Uit
Uit geeft eene beweging te kennen, waarbij men het binnenste van een voorwerp verlaat, buiten drukt het tegenovergestelde van binnen uit, en is onafhankelijk van rust of beweging. Uit de stad gaan. Buiten de stad wonen. Uit logeeren gaan. Buitenshuis zijn werk hebben.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
uit
uit - bijwoord, voorzetsel
1. afgelopen, het werkt niet meer
♢ het spel is uit
1. ik ben er helemaal uit
[ik weet niet meer hoe het moet]
2. hun verkering is uit
[ze hebben geen verkering meer]
3. hij kucht uit gewoonte
[hij kucht omdat hij dat altijd doet]
2. van je lichaam afhalen
♢ doe je jas uit
3. ergens vandaan
♢ mijn vader komt uit Turkije
4. naar buiten
♢ we gaan vanavond uit
1. de kinderen waren de deur uit
[vertrokken]
2. de bal is uit
[buiten de lijn]
5. van binnen naar buiten
♢ ga de klas uit!
6. niet langer in de mode
♢ wijde rokken zijn uit
7. vanwege, op grond van
♢ zij deed het uit liefde
Algemene uitdrukkingen:
1. ik kan er niet over uit
[ben er heel verbaasd over]
2. dag in, dag uit
[elke dag]
3. ik kom er niet meer uit
[ik weet geen oplossing]
Bijwoord: uit
Voorzetsel: uit
Tegenstellingen
aan, in