(de, -patrijzen), bruine kwartel zonder kuifje, levend in bos (Odontophorus gujanensis). Tegen zonsondergang laat de bospatrijs een luid gekakel horen (Geijskes 1954: 78).
Etym.: AN b. is de naam voor een aantal hoenderachtigen uit Z.O.-Azië (Arborophila-soonen), Syn.: tokor.