sinds de 17de e. bekende, thans verouderde of althans verouderende uitdr. voor: er genoeg van hebben, er niets meer van willen weten, er een afkeer van hebben. Brui is de stam van het wkw. bruien, dat stoten en vand. ook coire betekent. Dat deze laatste bet. aan de uitdr. ten grondslag ligt, vindt steun in de Zndl. synoniemen den zeerd van iets hebben, de neuk van iets geven; zij komt dan overeen met Fr. s’en foutre (eufem. verzacht tot s’en ficher). Een andere ontwikkeling vertegenwoordigt Hd. die Brühe davon haben, dat doet denken aan brui in de zin van mengelmoes boel, syn. van bras. Vgl. nog ich habe den Henker davon; Eng. to chuck the thing.
Zo brutaal als de beul,
uiterst brutaal; gewest, zo assurant als de beul. Deze bijvorm maakt het niet heel wsch. dat brutaal hierin de betekenis van beestachtig, grof, gewelddadig (Fr. brutal, verwant met brut) nog bewaart. Thans wordt brutaal vaak verkeerdelijk in die zin gebruikt onder invloed van het Hd. Vgl. Hd.frech wie Oskar, Eng. as bold as bross. Het beeld is dat de bedoelde persoon zonder enige consideratie te werk gaat, zoals de beul die een gestrafte aanvat.
Gepubliceerd op 30-07-2020
De brui hebben of geven van iets
betekenis & definitie