Gepubliceerd op 30-07-2020

Anker

betekenis & definitie

Het gebruik van dit bekende scheepswerktuig heeft aanleiding gegeven tot talrijke zegswijzen waarin sprake is hetzij van vertrek (het of zijn anker lichten; het anker kappen), van thuiskomst of vestiging (voor anker gaan; zijn anker uitwerpen of laten vallen) of van zekerheid (voor twee ankers liggen, goed bezorgd zijn; daarentegen: zijn anker houdt niet, hij vindt geen vertrouwen, kan daar niet blijven). Voorts is het anker, de steun van het schip waarop de zeeman vertrouwt, het eigenaardige zinnebeeld der hoop, die de mens moed en kracht geeft, ook in de stormen des levens. Aldus reeds in de bijbelplaats Hebr. 6:19: „Om de voorgestelde hope vast te houden, welke wij hebben als een anker der ziele, hetwelk zeker en vast is.” Inzonderheid in toepassing op het vertrouwen en de hoop van de gelovige Christen is het zinnebeeldige anker gebruikelijk in bijbelse en dichterlijke stijl. Vgl. Hd. auf etwas ankern; der Anker des Glaubens, der Rettung, der Hoffnung; Fr. l’ancre de salut (plechtanker); Eng. to anchor on, upon, zich verlaten op.

< >