spreken, overleg plegen met zijn lastgevers over hetgeen men in een gegeven of nieuwe situatie verder doen moet, inzonderheid alvorens zijn stem uit te brengen. Reeds bij Cats, o.a. 2, 334a: „Houdt staeg maer rugge-spraeck met uwe beste sinnen, Het vleesch en sal den geest niet können overwinnen”.
Waarschijnlijk betekent ruggespraak eig. het „terug-spreken”, het spreken met degene die zich achter de rug bevindt, nl. op de plaats der afvaardiging. Hd. Rücksprache mit einem (über etwas) nehmen (verklaard als „die Rückäusserung, welche bei einer Verhandlung auf einen Antrag, eine Forderung erfolgt”).