er is grote nood; meestal ironisch toegepast op lieden die veel misbaar maken om een beuzeling. Daar deze zegswijze reeds bij Sartorius (1561) voorkomt, kan zij niet dateren uit de tijd van onze oorlogen met Lodewijk XIV en evenmin, zoals Tuinman zegt, betrekking hebben op de toestand van ons land in 1562, toen we geteisterd werden door een watersnood, en er „een penning geslagen wierd, vertoonende een schip, dat van hevige stormwinden en watergolven geslingert, en op ’t zinken was.
Hierop stonden mannen, die met de handen op hunne hoofden, volgens ’t omschrift, baden: ,,Domine, salva nos, perimus". Anderen menen dat het onnodig is aan een bepaald feit te denken, daar men eigenlijk wilde zeggen „of de andere provinciën al in moeilijkheden geraken of verkeren, of zij zich al opofferingen moeten getroosten ten gerieve van Holland (en Zeeland), dat komt er natuurlijk niet erg op aan, als ’t Holland (en Zeeland) maar wel gaat. Maar o jé, als men ’t daar te kwaad krijgt: dan is Holland in last”1)Tot nu toe is de oorsprong dus niet met zekerheid bekend. Vgl. in dez. zin Leiden is in last. Hd. nun ist Holland in Nöten (of in Not); Fr. l’alarme est au quartier (au camp); le voilà flambé (in scherts).