Spreekwoorden en gezegden

F. Stoett (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

Babel

betekenis & definitie

eig. de hoofdstad van het Chaldeeuwse rijk, gold in de bijbel als een stad van afgoderij en onzedelijkheid; vand. het gebruik van Babel, een modem Babel, ter kenschetsing van een wereldstad als een werelds en weelderig oord van zingenot (vgl. Openb. 14:8).

Hd. das neue Babel; Eng. the modern Babylon (inz. Londen); Fr. une Babel.De toren van Babel, waarvan in Genesis 11:1—9 verhaald wordt, komt voor in de spreekwijze zo hoog als de toren van Babel. De mensen wilden een toren bouwen die tot de hemel reikte, hetgeen als ongepaste hoogmoed door God verijdeld is, doordat hij de mens op eenmaal verschillende talen deed spreken, zodat ze elkander niet langer verstonden en uit elkaar gingen; vgl. Genesis 11:9: „Aldaar verwarde de Here de sprake der ganse aarde, en vandaar verstrooide hen de Here over de ganse aarde”. Vandaar de uitdrukking een Babylonische spraakverwarring voor een samenvloeiing van allerlei vreemdelingen, b.v. op de marktplaats ener grote stad, maar ook voor een spraakverwarring bij het samentreffen van allerlei richtingen in een dispuut, of wel gebruikt als de leden van een vergadering groot verschil van mening hebben en daarom met groot lawaai tegen elkaar in schreeuwen. In deze zin zegt men ook wel een Babel. Fr. la tour de Babel', Hd. ein Babel, eine Babylonische Verwirrung', Eng. a Babel.