Een acht dagen durend joods feest, gevierd in de oogsttijd (begin oktober). (Oorspr. een dankfeest na de vruchtenoogst, later ook een feest uit dankbaarheid voor Gods bescherming tijdens Israëls tocht door de woestijn). Tijdens dit feest verbleef men in met groen versierde hutten.
Toen vonden zij in de wet, die de HERE door de dienst van Mozes gegeven had, geschreven, dat de Israëlieten op het feest in de zevende maand in loofhutten zouden wonen en dat zij een bevel zouden uitvaardigen en laten omroepen in al hun steden en in Jeruzalem van deze inhoud:Trekt uit naar het gebergte en brengt het loof van de olijfboom, van de olijfwilg, van de mirt, van palmen, van loofbomen, om loofhutten te maken, zoals geschreven staat (Neh. 8:15-16).
Vgl. o.m. Lev. 23:34 v.v., Deut. 16:13, 31:10, Ezra 3:4 en Joh. 7:2.