1. Gelijkaardig, gelijkgeaard. Ut ostendatur connaturalis Patri, dicitur Filius, S.
THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 34, A. 2, AD 3, Om aan te toonen dat het Woord gelijkgeaard is als de Vader wordt het Zoon genoemd. 2. Natuurovereenkomstig, van nature eigen. Cognoscere ipsum esse subsistens (est) connaturale soli intellectui divino, S. THOMAS, SOM. THEOL. 1, Q. 12, A. 4, C., Alleen aan het goddelijk intellect is het van nature eigen, het zelfstandig-staande zijn te kennen, THEOL. SUM. I, 257.