zwaar besnord iemand; overijverig speurder. Voluit: Pietje Poppesnor.
Genoemd naar de Amsterdamse politieagent Hendrik Blonk, die in de jaren dertig faam verwierf als een van de hardnekkigste boevenvangers.Even later riep één van onze jongens: ‘Poppesnor.’ (Haring Arie, Een leven aan de Amsterdamse zelfkant, 1968)
Nei Pietje Poppesnor, gein gebbetjes. An taunder! (Leonhard Huizinga, Adriaan met Olivier natuurlijk, 1977)