Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Olifant

betekenis & definitie

dikkerd. Zie ook kamerolifant.

Lili stak haar dik, sproetig handje uit, terwijl ze een paar passen nader kwam en Nel dacht: wat een olifant, de kamer dreunt als ze loopt; toch wel een goed kind, geloof ik. (Felicie Jehu, Nel de ontembare, 1905)

‘Ja, Jef zal wel een enorme aanwist zijn. Die logge olifant,’ smaalde Ella. (Cissy van Marxveldt, Een zomerzotheid, 1927)