Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

kamerolifant

betekenis & definitie

klein, dik persoon. In 1924 liep er een klucht, getiteld ‘Het kamerolifantje’.

... dames met beenen van een kamerolifantje. .. (Het Vaderland, 22/02/1923)

Zijn staat van kamerolifant is veel mooier dan zijn tijdelijke metamorphose tot jichtigen bon-vivant. (De Groene Amsterdammer, 29/12/1934)

Kop op, jongen, ik heb thuis een kamerolifant van 200 pond en ik leef nog steeds. (Harry Boting: Wie geeft me jatmous? 1965)