sufferd, kluns, stommerd. Endt (1974) denkt aan het gewestelijke woord oeteren (beuzelen, onhandig bezig zijn).
Mogelijk bestaat er een verband met het Bargoense woord oets (grap).Oetlul. Maakt karrière op de ruggen van ons mensen. (Heere Heeresma, Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp, 1972)
Zegt zij ‘ach oetlul hou je bek.’ (Neerlands Hoop, Lauwe cola ouwe platen, 1973) Oetlullen, patjakkers, bekakte kolerelijers. (Peter Andriesse, Desperado’s, 1981)