Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Netenkop

betekenis & definitie

(vnl. in de Zaanstreek) vitziek mens; iemand die altijd uit zijn humeur is; neetoor. Letterlijk: hoofd met ongedierte.

Een neetoor is een kitteloorig mensch, zegt Hoeufft, naar ik meen te regt. Den zoodanigen krieuwelt het achter de ooren, alsof hij er neten had. Met deze opvatting komen ook overeen de bij Weiland vermeide spreekwijzen: dat is een regte netenkam, of netenkop. (De Taalgang. Eerste Jaargang, 1859)

Waar ze nou wonen, is ’t een echte, ellendige armoebuurt. Geen één behoorlijke jongen, allemaal van die gore netenkoppen ... moet je niet geloven, dat ie daar mee speelt dat kan ie gewoonweg niet. (Jan Mens, Mensen zondergeld, 1939)