Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Magere graat, magere spiering, magere sprinkhaan

betekenis & definitie

mager persoon.

Na het afweiden van die schrale hei wert hem het Haagsche Bosch te naau, en hy nam de vlucht naar een Veltdorpje, waar hy tegenwoordig, met Manon in eedgespan geassocieert (want wanneer een Schelm zich met eene Hoer vereenigt is het eene conspiratie) als een magere sprinkhaan, en zy als eene uitgeteerde rusp, op de groente der Boeren en de vruchten der Huisluiden hunne ellendige levensspan uitrekken.(Jacob Campo Weyerman, De Rotterdamsche Hermes, 1720)

Ik weet dat het u volmaakt onverschillig is of ik een mollige vrouw mooier of aangenamer om te aanschouwen vind dan een magere spiering. (Het Vaderland, 13/05/1934)

Die modistes waren allemaal bleekscheten en magere graten. (A.M. de Jong, Het geslacht Verhagen,1956)