(Bargoens) gemeen, verachtelijk persoon. Verkorting van bloedlijer of afkomstig van het werkwoord lijden.
Zukke bijtspijkers had die lijer in z’n snajem! (Willem van Iependaal, Polletje Piekhaar, 1935)
‘Lijer!’ zei Leentje. (Jacques Post, De meimoorden, 1983)
Kom ik die lijer tegen, het enige wat hij tegen me zegt is: ben je naar de politie geweest? (De Groene Amsterdammer, 18/01/1995)