Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

kakbroek, kakkebroek

betekenis & definitie

lafaard, bangerik. Eigenlijk: iemand die in zijn broek kakt (van de angst).

Reeds bij Teirlinck. Ook in samenstellingen, zoals kakbroekjournalistiek.Mun vriendje zegt dat ik een ‘kakkebroek’ ben (heb ik er nog een probleem bij nu?), (www.craftygirls.nl, 07/07/2004)