Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

flikflooi, flikflooier

betekenis & definitie

lage vleier, mooiprater; kruiper. Van het werkwoord flikflooien: met baatzuchtige bedoelingen vleien; mooie praatjes verkopen.

Flooien is een dialectvorm van vleien. Vgl. het Friese flaaie.

Het was in 1907 dat Pieter Jelles Troelstra, tijdens een in Haarlem gehouden congres van de SDAP (de toenmalige socialistische partij), uitriep dat de arbeiders ‘moesten oppassen zich niet te laten flikflooien’. Het woord is echter al eeuwen oud.... als eene coquette zonder twee of drie douzijn flikflojers... (Betje Wolff,Historie van Mejuffrouw Cornelia Wildschut, of de Gevolgen der Opvoeding, 1793-1796)

Ik weet niet, hoe gij het aanlegt, maar gij zijt een geboren flikflooier. (Louisa May Alcott, Onder moedervleugels, 1868. Ned. vertaling 1876)