Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

drollenbak, drollenhok

betekenis & definitie

(oorspr. Bargoens) waardeloos persoon.

Vermeld door Endt (1974). In de tweede helft van de twintigste eeuw werd een bepaald soort hoog dameskapsel ook schertsend een drollenbak genoemd.

De vrije dag waarop kapsters met zulk een kapsel naar buiten kwamen noemde men drollenbakkendag.Vroeg ik je wat, drollebak? (Heere Heeresma, Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp, 1972)

Ze laat zich zondagsochtends aan de voet van de dijk berijden door een drollebak met een lefbroek aan. (Hans Plomp, Kort geleden, 1979)

Maar toen dacht ik: moet ik me nou door zo’n stelletje drollehokken gek laten maken? (Het Parool, 27/04/1991)

< >