Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

bierbuik, bierlaars, biervlieg

betekenis & definitie

iemand die veel bier drinkt. De twee laatste woorden zijn thans verouderd.

Bierlaars vinden we al terug in het werk van Erasmus. De eigenlijke betekenis is die van ‘bierkan in de vorm van een laars’.

Vandaar overdrachtelijk gebruikt voor een bierzuiper. Biervlieg werd o.a. teruggevonden in ‘Boerekermis’ (uit 1708) van Lucas Rotgans.

Oorspronkelijk was het de naam van een puistje op het gezicht van een bierdrinker (bij Kiliaen: dronckaerts puyste).Ziet dien bierbuik daar eens staan! Hij komt ons hier voor den gek houden, en hij denkt dat het pakken zal. (Jan Bruylants, Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen, 1904)

De indekkers kennen hun publiek. Dikke, chagrijnige bierbuiken die onderuitgezakt op hun bank naar de tv schreeuwen dat er geen passie is. (Het Parool, 15/11/2003)