(jeugdtaal) achterlijk persoon. Sedert eind jaren tachtig.
‘Wat een bever hè,’ zegt een van de aldus aangesprokenen over hem. Iedereen begint te lachen (‘bever’ betekent ‘debiele kerel’) en de toffe volwassene begint zich onprettig te voelen. (Jan Kuitenbrouwer, Turbotaal. Van Socio-babble tot yuppie-speak, 1987)