Gepubliceerd op 31-03-2017

Bink

betekenis & definitie

Bink - goed verterende klant. Soms ook in ongunstige zin gebruikt. Betekent eig. manspersoon.

Reeds in het begin van de 18de eeuw gebruikt in de zin van baas, meester. Ontleend aan de zigeunertaal: beng = duivel.

Toen ik binnenkwam, keken de hoertjes verheugd als aasgieren op en ging de bink is binnen door de rij. - Jan Cremer, Ik Jan Cremer II (1966)

Af en toe nam Rita een binkie en dan gaf ze mij het geld in me lik. - Haring Arie, Een leven aan de Amsterdamse zelfkant (1968)