Definities van Prisma Woordenboek Nederlands in de Ensie S
- sluitend
- sluiter
- sluiting
- sluitingstijd
- sluitkool
- sluitlaken
- sluitpost
- sluitspier
- sluitsteen
- sluitstuk
- sluizen
- slum
- slump
- slungel
- slungelig
- slurf
- slurpen
- slurry
- sluw
- sm
- smaad
- smaak
- smaakje
- smaakloos
- smaakmaker
- smaakstof
- smaakversterker
- smaakvol
- smachten
- smadelijk
- smak
- smakelijk
- smakeloos
- smaken
- smakken
- smal
- smaldeel
- smalen
- smalfilm
- small
- smalspoor
- smaragd
- smart
- smart-tv
- smartboard
- smartcard
- smartdrug
- smartelijk
- smartengeld
- smartlap
- smartphone
- smartshop
- smartwatch
- smash
- smashen
- smeden
- smederij
- smeedijzer
- smeekbede
- smeekschrift
- smeer
- smeerboel
- smeergeld
- smeerkaas
- smeerkees
- smeerlap
- smeerlapperij
- smeerpijp
- smeerpoets
- smeersel
- smeerwortel
- smeet
- smegma
- smekeling
- smeken
- smelleken
- smelt
- smelten
- smeltkroes
- smeltoven
- smeltpunt
- smeltwater
- smeren
- smerig
- smeris
- smet
- smeten
- smetstof
- smetteloos
- smetten
- smetvrees
- smeuïg
- smeulen
- smid
- smidse
- smiecht
- smient
- smiespelen
- smiezen
- smijten
