Definities van Prisma Woordenboek Nederlands in de Ensie A
- afgetakeld
- afgetraind
- afgetrokken
- afgevaardigde
- afgeven
- afgewerkt
- afgezaagd
- afgezant
- afgezien
- afgezonderd
- afghaan
- afgieten
- afgietsel
- afgifte
- afglijden
- afgod
- afgoderij
- afgooien
- afgraven
- afgraving
- afgrazen
- afgrendelen
- afgrijselijk
- afgrijzen
- afgrissen
- afgrond
- afgunst
- afgunstig
- afhaalchinees
- afhaalmaaltijd
- afhaken
- afhakken
- afhalen
- afhameren
- afhandelen
- afhandig
- afhangen
- afhankelijk
- afharden
- afhaspelen
- afhechten
- afhellen
- afhelpen
- afhouden
- afhuren
- aficionado
- afijn
- afjakkeren
- afk.
- afkalven
- afkammen
- afkappen
- afkatten
- afkeer
- afkeren
- afkerig
- afketsen
- afkeuren
- afkeurenswaardig
- afkickcentrum
- afkicken
- afkijken
- afkleden
- afklemmen
- afklokken
- afkloppen
- afkluiven
- afknappen
- afknapper
- afknellen
- afknibbelen
- afknijpen
- afknippen
- afko
- afkoelen
- afkoelingsperiode
- afkoersen
- afkoken
- afkoker
- afkolven
- afkomen
- afkomst
- afkomstig
- afkondigen
- afkoop
- afkoopsom
- afkopen
- afkoppelen
- afkorten
- afkorting
- afkraken
- afkrijgen
- afkuisen
- afkunnen
- afl.
- aflaat
- afladen
- aflakken
- aflandig
- aflebberen
