Gepubliceerd op 20-07-2020

Schuld

betekenis & definitie

van den wt. skal, ons zullen, in de bet. van verschuldigd zijn: ,,gij zult gehoorzamen” = gij zijt schuldig te gehoorzamen. Schuld is dus het verschuldigde, en schuldig zijn bet. dus: iemand iets te betalen hebben. Zoo bet.: hij is schuldig aan dien moord: hij moet voor dien moord betalen (n.l. de boete, het weergeld); hieruit ontstond later het begrip van de oorzaak zijn: hij is de schuld van dien moord, de schuld van dat ongeluk (vgl.: „hij heeft schuld aan dien moord” is oorspr.: „hij heeft de boete te betalen, als de oorzaak, de dader er van” ; zoo kon schuld hebben in bet. overgaan als: de oorzaak zijn.

< >