Gepubliceerd op 08-01-2020

Melándrium | Melándrium álbum: Avondkoekoeksbloem

betekenis & definitie

De naam Melandrium komen we bij Plinius tegen, en is ontstaan uit de Griekse woorden melas: zwart, en drys: eik, dus zwarte eik. Welke plant hiermede bedoeld werd is niet nader te definiëren.

Deze naam is later waarschijnlijk op dit geslacht overgegaan. De witte (album) bloemen openen zich tegen de avond.

De bestuiving van de bloem geschiedt dan ook door nachtvlinders, die behalve op de witte kleur van de bloem, ook afkomen op de geur die zij verspreidt. In oostelijk Drente en Salland en op de Veluwezoom heet deze plant Witte koekoeksboem, terwijl de Dagkoekoeksbloem (M. rúbrum) in die streken Rode koekoeksbloem genoemd wordt, vanwege de rode (rubrum) bloemkleur.

Deze namen lijken ons beter dan de Avond- en Dagkoekoeksbloem. Dit te meer omdat er ook nog de Nachtkoekoeksbloem (M. noctiflórum) bestaat.

In de Flora van Heitnans, Heinsius en Thijsse vinden we nog vermeld: ‘De namen Avond- en Dagkoekoeksbloem lijken weinig doeltreffend. De knoppen van de Avondkoekoeksbloem gaan open in de namiddag, die van de Dagkoekoeksbloem gaan open in de namiddag, die van de Dagkoekoeksbloem reeds in de avond, maar ook nog in de morgen.

De grote, witte bloemen van de Avondkoekoeksbloem maken in de schemering wel veel indruk.’ Het verdient wellicht aanbeveling om bij een herziening van de Nederlandse plantenamen hieraan de nodige aandacht te schenken. (De laatste herziening vond plaats in 1906.)De naam Koekoeksbloem verbonden met dag, avond of nacht wil men als volgt verklaren: deze planten bloeien als de koekoek weer in ons land is aangekomen en begint te roepen. Dit is wel zeer onwaarschijnlijk, want de roep van de vogel is reeds lang aan de gang, eer de plant in bloei komt. Waarschijnlijker en aannemelijker is het feit dat deze planten veelal bezet zijn met ‘koekoekspog,’ waarin zich de larve van een schuimcicade bevindt. Zie hiervoor verder nog bij Lychnis. Een andere uitleg is een, die op een volksbijgeloof berust en wel, dat, waar de koekoek heeft gespuwd een Koekoeksbloem zal ontstaan.

De naam Witte bolderik in Zeeuws-Vlaanderen duidt op de gelijkenis van de bloem met die van de Bolderik (Agrostémma githágo). De eerste heeft witte en de andere heeft purperen bloemen. Hetzelfde is het geval met Witzeepkruid. Deze naam attendeert hier op de gelijkenis van de witte bloemen met die van de lila tot lichtrose bloemen van het Zeepkruid (Saponária officinális). Trouwens deze laatste soort is nauw verwant aan de Avondkoekoeksbloem. Dit blijkt onder meer uit het eertijds plaatsen van het Zeepkruid in het geslacht Lychnis; het heette toen Lýchnis saponária.

Ook het huidige geslacht Melandrium was vroeger ingedeeld bij het geslacht Lychnis, maar werd evenals het vorige op botanische kenmerken daarvan afgesplitst. De naam Boksenpijpen of Boksenpiepen, in het Groningse aan de plant gegeven, wil zeggen broekspijpen en slaat op de vorm van de kelk die zeer wijd is, zo vinden we vermeld in het Nieuw Gronings Woordenboek van K. ter Laan. In het nabije Oostfriesland spreekt men van Büksenpuffert.

< >