Objectconstantie kan meerdere betekenissen hebben.
1. Het vermogen om met de ogen zodanig voorwerpen waar te nemen dat deze voorwerpen gelijk van vorm, afmetingen en kleur blijven.
2. De grootteconstantie is een onderdeel van de objectconstantie. Uit het optreden van dit constantieverschijnsel blijkt dat waarnemen niet passief registreren is, maar actief organiseren. Dit begrip wordt verworven tijdens het tweede levensjaar en is in de theorie van Jean Piaget één van de belangrijke mijlpalen in de ontwikkeling van het denken en ontstaat in het sensorimotorische stadium.
3. In de object-relatie-theorie: op grond van het feit dat het primair 'verzorgend object' (verzorgende personen) zoals D.W. Winnicott dat noemt 'goed genoeg' is, is het kind in staat de rapprochement crisis met succes af te wikkelen en binnen te treden in de fase van de objectconstantie. In deze fase raken het Zelf en de objecten definitief van elkaar onderscheiden en krijgen ze een stabiel karakter. Bovendien wordt ook de tweedeling goed slecht in deze fase losgelaten.