Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Terrorisme

betekenis & definitie

o. stelselmatig gebruik van terreur.

(e) Bij de analyse van het politieke terrorisme in de periode 1979—83 blijkt een aantal belangwekkende ontwikkelingen. Vier groepen maken gebruik van terreurdaden en -acties:

1. repressieve overheden, nl. totalitaire en dictatoriale regimes, die o.a. met terreurmiddelen hun machtsposities beveiligen;
2. guerrilla- en bevrijdingsbewegingen, die naast andere actievormen ook terroristische middelen op tactische basis gebruiken;
3. terroristenorganisaties, die hun groepsdoelstellingen in hoofdzaak via terroristische acties trachten te realiseren.
4. actiegroepen en individuen die eerder bij wijze van uitzondering hun toevlucht tot terroristische middelen nemen.

Overheidsrepressie wordt in feite gebruikt om een bepaalde machtspositie te behouden of verder uit te bouwen. Vooral het regime in Iran is door zijn gewelddadig repressief optreden tegenover de binnenlandse politieke (en religieuze) oppositie herhaaldelijk in het nieuws geweest. Ook landen als de Filippijnen, Haiti, El Salvador, Chili en Argentinië zijn om hun repressieve regimes bekend. Globaal gezien is er in het tactisch gebruik van

terroristische acties door (stads)guerrillastrijders en vrijheidsbewegingen in Afrika, Azië en Zuiden Midden-Amerika, vergeleken met de jaren zeventig, weinig veranderd. In de jaren tachtig waren op dit gebied vooral actief: het Afghaanse verzet tegen het Moskougezinde regime in Kaboel en tegen de aanwezigheid van Russische troepen in het land, de zwarte Zuidafrikaanse beweging African National Congress (ACN), de communistische en islamitische opposanten van het Marcosregime op de Filippijnen, de guerrillabewegingen in Midden-Amerika (vooral in El Salvador, Guatemala en Nicaragua), de links-islamitische verzetsgroep Moedjaheddin in Iran, en diverse Palestijnse verzetsorganisaties in het Libanese conflict. Bij de politiek-ideologische en etnisch-religieuze terroristenorganisaties hebben zich wel enkele markante ontwikkelingen voorgedaan. Een belangrijke vaststelling is dat de politiek-ideologische terroristenorganisaties van extreem-linkse signatuur o.a. door intensieve opsporings- en bestrijdingscampagnes van gespecialiseerde overheidsdiensten grotendeels tot minuscule groepjes zijn gereduceerd. Waarschijnlijk is de bevrijding van de door de Rode Brigades ontvoerde Amerikaanse NAVO-generaal J.Dozier in Verona (dec. 1981-jan. 1982) een belangrijk keerpunt geweest. Enkele gedetineerde terroristen hebben in ruil voor aanzienlijke strafverminderingen uiterst belangrijke gegevens over hun organisaties aan de terreurbestrijding doorgespeeld.

De reeds verscheidene jaren actieve Spaanse extreem-rechtse terroristenorganisaties echter hebben hun actie tegen politiek links en linkse terroristenorganisaties met een zelfde intensiteit en frequentie als voorheen voortgezet. Een ander land dat met zware botsingen tussen linkse en rechtse terroristen had af te rekenen, is Turkije. De dagelijkse bloedige terroristische acties leidden uiteindelijk tot een militaire staatsgreep en de installatie van een militaire dictatuur (sept. 1980).

De etnisch-religieuze terroristenorganisaties opereren vanuit een bij bepaalde bevolkingsdelen aanwezige basis van etnische, subnationalistische en (of) religieuze gevoelens. Zij bleven met een onverminderde en ongekende hardnekkigheid terroristische acties voeren. Zij blijken trouwens, in tegenstelling tot hun politiek-ideologische strijdgenoten, weinig rekruteringsproblemen te ondervinden.

De Baskische links-radicale afscheidingsbeweging ETA voerde, niettegenstaande het ondertussen aan Baskenland toegekende autonomiestatuut, onverminderd verdere acties (zie Bask). De Corsicaanse afscheidingsbeweging Front National de Libération de la Corse (FNLC, zie Corsica) probeerde zowel in Frankrijk als op het eiland zelf met herhaalde bomaanslagen haar onafhankelijkheids- en autonomie-eisen kracht bij te zetten.

Van de specifiek internationaal opererende terroristenorganisaties lieten vooral de Armeense en Palestijnse terroristen frequent van zich horen.

Diverse Armeense organisaties, waaronder het Armeense Rode Leger en het Armeense Bevrijdingsleger (ASALA), bleven met bom- en moordaanslagen, in hoofdzaak op Turkse diplomaten, de vroegere massamoord op en de huidige onderdrukking van het Armeense volk in Turkije en Iran aanklagen.

Een moeilijker onder te brengen terroristische actie was de moordaanslag op paus Johannes Paulus II (1981) door de Turkse rechts-extremistische terrorist Ali Agga, die banden zou hebben gehad met leden van de Bulgaarse geheime dienst.

Ten slotte is moeilijk te constateren of de drempel voor het gebruik van politiek geweld en meer bepaald van politiek terrorisme voor individuen en actiegroepen de laatste jaren werkelijk is verlaagd. Echter worden uit de hoek van de anti-kernenergiebewegingen, m.n. in de BRD en Frankrijk, steeds meer terroristische actiemiddelen aangewend, zonder dat men nog kan spreken van stelselmatig geweld.