Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Libië

betekenis & definitie

(al Jamahiriyyah al-Arabiyya al-Libiyya), republiek in Noord-Afrika, begrensd door Egypte, Soedan, Tsjaad, Niger, Algerije, Tunesië en de Middellandse Zee, 1 793 500 km2, 3,1 mln. inw. Hoofdstad: Tripoli.

ECONOMIE.

De bevolking van Libië groeit met gemiddeld 4,% per jaar. Het geboortencijfer bedraagt 45 ‰ en het sterftecijfer 1,47 ‰. De beroepsbevolking telt 776 000 personen, van wie 14,5 % in de landbouw werkt. Van de oppervlakte is 1,4 % in gebruik als akkerland. De landbouw is vooral geconcentreerd in de oasen nabij de kust. In het binnenland wordt aan extensieve veeteelt gedaan: 5,6 mln. schapen en 1,5 mln. geiten.

De belangrijkste economische factor voor het land is nog steeds aardolie. Daarnaast wordt aardgas gewonnen. Omdat in Libië weinig te investeren valt, is niet te verwachten dat het land van de dalende olieprijs dezelfde betalingsbalansmoeilijkheden zal ondervinden als veel andere olieproducerende landen met een hoge ontwikkelingsinvestering. Een groot deel van de inkomsten wordt geïnvesteerd in militaire avonturen, die tot nog toe weinig succes vol waren.

POLITIEK

De prijsdaling van ruwe olie betekende een ernstige bedreiging voor de Libische overvloed, die geheel op die bron van inkomsten rust. Tussen 1981-84 vielen de jaarlijkse olie-inkomsten terug van $ 22 mrd., tot ca. 10 mrd., hoewel er belangrijk meer aardolie werd gewonnen. De regering reageerde vooral met een aanzienlijke belastingverhoging voor de talrijke buitenlanders. Tussen jan. en okt. 1984 trokken dan ook meer dan 150000 van de 800000 gastarbeiders uit armere Arabische en Aziatische landen uit Libië weg. Deze uittocht kan nare gevolgen hebben, aangezien de Libiërs in het verleden weinig aansporing kregen om zelf de handen uit de mouwen te steken. Kadhafi’s droom om van zijn land een landbouwparadijs te maken, door middel van een reusachtig irrigatieproject, kostte enorme hoeveelheden geld en prikkelde de buurlanden.

In nov. 1983 startte men met de aanleg van een 1000 km lange kunstmatige rivier, die moet worden gevoed door 270 kunstmatige bronnen. Egypte en Algerije protesteerden, omdat zij vreesden dat ook hun grondwaterreserves zullen worden opgepompt. Eind aug. 1984 kwam de eerste fase van het project gereed. De VS kantten zich tegen het gebruik van Amerikaanse technologie voor het gigantische pijpleidingennet, zoals zij zich in het najaar van 1984 ook verzetten tegen een contract voor de bouw van kerncentrales door de Belg. onderneming Belgonucléaire, waarmee BF 70 mrd. gemoeid is.

Libiës economische problemen speelden de binnenlandse oppositie tegen Kadhafi’s bewind in de kaart. Dit culmineerde op 8.5.1984 in een gewapende overval op de Aziziyyakazerne in Tripoli, waar de president vaak verblijft. Militairen schoten de jonge opposanten neer. Op die eerste aanslag in 15 jaar reageerde Kadhafi met een heksenjacht op fundamentalistische Moslim Broeders. Zeker 5000 verdachten werden opgepakt. Begin juni getuigden enkelen van hen dat zij in Soedan door de CIA zouden zijn getraind.

Twaalf Libiërs werden ter dood veroordeeld. De jongelui zouden gehandeld hebben in opdracht van het Nationaal Front voor de Redding van Libië, dat geleid wordt door de 44-jarige Moehammad Moegarriaf; hij was tot 1980 een medewerker van Kadhafi., Moegarriaf wordt echter door de grootste Libische dissidentengroepering, de in het Britse Manchester gevestigde Libische Grondwettelijke Unie, ten zeerste gewantrouwd.

Op 17.4.1984 werd er vanuit de Libische ambassade in Londen geschoten op een anti-Kadhafi-betoging. Een Britse politieagente werd daarbij gedood. De dader beriep zich op zijn diplomatieke onschendbaarheid. Daarop verbrak Groot-Brittannië de diplomatieke relaties; de Libische diplomaten, onder wie de vermoedelijke dader, mochten pas na tien dagen Groot-Brittannië verlaten. Tegen de tijd dat de 15e verjaardag van de Libische Revolutie op 1.9.1984 werd gevierd, was er van rebellie in het land niet veel meer te merken. Ook de traditionele Berberverzetshaard in de Djebel Nefoessa, het gebergte ten zuiden van Tripolitianië, was rustig. In zijn toespraken maakte Kadhafi bekend dat hij eind mrt. van plan was geweest zich uit de leiding van het land terug te trekken om in Libanon of Latijns-Amerika de strijd tegen het imperialisme voort te zetten.

Maar uiteindelijk had hij naar eigen zeggen gekozen voor een nieuwe stap voorwaarts in eigen land. Kadhafi kondigde een campagne aan tegen de bureaucratie en het machtsmisbruik in eigen rangen en ontvouwde een vaag plan om het gecentraliseerde staatsapparaat te vervangen door een ver doorgevoerde vorm van regionale autonomie.

Kadhafi bleef dan wel in Libië, zijn troepen en agenten in het buitenland bleven actief. Samen met Syrië bleef Libië elk compromis afwijzen dat tot een vrede in het Midden-Oosten zou kunnen leiden. De moord op de Egyptische president Sadat op 6.10.1981 werd door de Libiërs uitbundig gevierd. Libië steunde in mei 1983 de radicale PLO-dissidenten in hun strijd tegen het pragmatisme van Jasser Arafat en samen met Syrië riep Kadhafi in okt. op tot een boycot van Jordanië, dat opnieuw relaties met Egypte had aangeknoopt. De VS probeerden Kadhafi in te tomen door AWACS-vliegtuigen in Egypte en Soedan te stationeren en door een hele reeks gezamenlijke legeroefeningen met Egyptische, Soedanese en Amerikaanse eenheden. De VS hadden hun ambassade in Tripoli al in mei 1981 gesloten en verboden hun burgers nog voet op Libische bodem te zetten.

In aug. 1981 schoten de VS tijdens vlootoefeningen twee Libische jachtvliegtuigen neer boven de Golf van Sirte, die door Libië tot zijn territoriale wateren wordt gerekend. In mrt. 1983 werd een herhaling van dit incident maar net vermeden. Libië sloot daarop een militair Pact van Aden met Ethiopië en Zuid-Jemen, maar dat bleef tot dusver een dode letter. In febr. 1983 sloeg Egypte andermaal alarm in verband met een vermeende Libische invasie in Soedan.

In jan. 1981 klaagden twaalf Westafrikaanse landen gezamenlijk de ‘Libische subversie’ aan. Vooral Kadhafi’s optreden in de burgeroorlog in Tsjaad boezemde hen schrik in. De Libische droom van een groot Sahararijk kreeg een klap toen president Oueddei van Tsjaad begin 1981 een fusie van de hand wees. Op zijn verzoek trok Kadhafi in nov. 1981 zijn troepen uit het land terug - met uitzondering van de noordelijke Aoezoestrook. Begin 1983 hervatte Kadhafi echter zijn steun aan Oueddei, tegen diens concurrent Habré die hem in okt. 1982 uit Ndjamena had kunnen verdrijven. Nadat de belangrijke noordelijke oase van Faya-Largeau op 10.8.1983 in Oueddeis handen viel, startte Frankrijk de Operatie Manta, waarbij 3000 Franse soldaten een rode lijn afbakenden die Tsjaad in tweeën deelde. In febr. 1984 liepen discrete onderhandelingen uit op een bezoek van de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Claude Cheysson, aan Tripoli.

Op 1.9.1984 waarschuwde Kadhafi Frankrijk nog voor een ‘ergere nederlaag dan die in Dien Bien Phoe’, maar op 15 en 16 sept. bezocht Cheysson Tripoli voor de tweede keer en op 17 sept. sloten beide landen een akkoord om tegen uiterlijk 15 nov. hun troepen uit Tsjaad terug te trekken. Frankrijk deed dit, maar Libië kwam zijn afspraken slechts ten dele na.

Op 13.8.1984 sloot Kadhafi met de Marokkaanse koning Hassan II het Verdrag van Oujda af, dat een politiek-economische unie tussen hun beide landen instelde. Daarmee liet Kadhafi het Polisario in de steek, dat hij voorheen steeds had gesteund.

LITT. J.A.Allen, Libya: the experience of oil (1981); J.K.Cooky, Libyan sandstorm (1982).