Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Libanon

betekenis & definitie

(al Djoemhoeriya al-Loebnaniya), republiek in Zuidwest-Azië, begrensd door Syrië, Israël en de Middellandse Zee, 10230 km2; 2,69 mln. inw. Hoofdstad: Beiroet.

POLITIEK

Libanon bleef het kruitvat van het Midden-Oosten, waar behalve allerlei fracties van de eigen bevolking ook Palestijnen, Syriërs en Israëli’s hun conflicten uitvochten. Op 24.7.1981 stonden de Syriërs de falangisten toe het belegerde Zahle te ontruimen. Enkele dagen eerder hadden de Israëli’s boven Libanon twee Syrische helikopters neergehaald en in antwoord daarop installeerde Damascus luchtdoelraketten van het type SAM-6 in de Bekaavallei.

In het vooruitzicht van de verkiezingen reageerde de Israëlische premier Begin bijzonder scherp. Kort na zijn overwinning op 30.6.1981 kwam het tot felle beschietingen over de Libanees-Israëlische grens en bij bombardementen op Beiroet kwamen zeker 150 burgers om. Op 24.7.1981 kon de speciale Amerikaanse gezant voor het Nabije Oosten, Philip Habib, een staakt-het-vuren bewerkstelligen..

De toestand bleef echter erg gespannen. Syrië wees het vredesplan dat de Saoedische kroonprins Fahd in aug. had gelanceerd, van de hand. Damascus ging niet akkoord met het tijdschema. Op 14.12.1981 annexeerde Israël de Syrische Golanhoogvlakte, die het sinds 1973 bezet hield. In jan. en febr. 1982 voorspelden Israëlische functionarissen herhaaldelijk een nieuwe Israëlische inval in Libanon om er definitief met dePLO af te rekenen. De Veiligheidsraad verklaarde zich op 25 febr. bereid de UNIFiL-troepen van 1000 op 7000 manschappen te brengen.

Intussen bereikten de sectarische botsingen in Libanon nieuwe dieptepunten. Herhaaldelijk vochten Libanese communisten en pro-Iraakse aanhangers van de Baathpartij op leven en dood met de sji’itische AMAL-militie. Ook de rivaliserende Arabische landen vochten hun onderlinge geschillen uit, b.v. door aanslagen op eikaars diplomaten in de straten van Beiroet. Westerse ambassades werden niet gespaard. Gelijktijdig met de (in eigen land sterk omstreden) ontruiming van de Sinai verhevigden de Israëli’s hun acties op Palestijnse doelen in Libanon. Jeruzalem wachtte op een concrete aanleiding om de grens over te steken.

Die kwam nadat een Palestijnse splintergroep op 3.6.1982 de Israëlische ambassadeur in Londen zwaar verwondde. Drie dagen later kwam de aanval. Minister van Defensie Ariël Sjaron verbreedde de doelstellingen van zijn operatie Vrede voor Galilea tot die van een totale oorlog. Dank zij de superioriteit van hun Amerikaanse materieel dreven de Israëli’s Palestijnen en Syriërs voor zich uit. Duizenden PLO-strijders werden in de moslimwijken van Beiroet omsingeld, terwijl het gehavende Syrië een gedeeltelijk staakt-het-vuren aanvaardde. Het dodenaantal steeg verder toen de Israëlische luchtmacht West-Beiroet wekenlang onophoudelijk bleef bombarderen.

Onder zware internationale druk liet Israël de PLO-troepen vanaf 21 aug. uit Beiroet evacueren onder Amerikaans-Frans-Italiaanse supervisie. Op 1.9.1982 hadden naar schatting 11000 strijders de stad ontruimd. Intussen had president Sarkis zijn ontslag aangeboden en was de falangist Besjir Gemayel op 23.8.1982 door het parlement tot nieuw staatshoofd gekozen. Nog voor hij in functie kon treden, werd hij bij een aanslag op zijn hoofdkwartier op 14.9.1982 gedood. De Israëli’s bezetten de dag erop West-Beiroet maar zij verhinderden geen wraakactie van christelijke militieleden in de vluchtelingenkampen Sabra en Sjatila, waarbij tussen 16 en 18 sept. honderden Palestijnen werden omgebracht.

Eind sept. koos het Libanese parlement de broer van Besjir, Amin Gemayel, tot president. Deze meer gematigde figuur begon te ijveren voor het vertrek van alle vreemde troepen uit zijn land. Onder zware druk van de VS stemde Israël in met onderhandelingen over de terugtrekking van de troepen. Die startten op 28.12.1982; zij werden afwisselend in het Libanese Chalde en het Israëlische Kirjat Sjmona gehouden. Israëls veiligheidseisen waren echter moeilijk te rijmen met het Libanese streven naar territoriale soevereiniteit.

Ook de verdere rol van de pro-Israëlische majoor Haddad in Zuid-Libanon vormde een struikelblok. Er kwam een speciale missie van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George Shultz aan te pas om op 17.5.1983 een akkoord over de terugtrekking van de troepen te ondertekenen. De meeste Arabische landen hechtten hun goedkeuring aan dit akkoord, maar Syrië voelde zich miskend en bleef halsstarrig elke terugtrekking van zijn troepen weigeren, zolang er zich nog Israëli’s in Libanon bevonden. Ook het bezoek van Shultz op 7.7.1983 bracht president Assad niet tot andere gedachten. In mei 1983 was het intussen binnen de PLO tot een regelrechte rebellie gekomen tegen het gezag van Jasser Arafat. Aboe Saleh en Aboe Moessa, twee hoge officieren in Arafats eigen Fatahmilitie, wilden met hun muiterij op de eerste plaats een debat afdwingen over de naar hun mening welig tierende corruptie en het machtsmisbruik binnen de PLO-bureaucratie.

Libië en vooral Syrië ondersteunden onmiddellijk de rebellen, die hun hoofdkwartier in de Bekaavallei hadden. Damascus hoopte via de strijd tegen Arafats pragmatisme meteen de hele PLO te kunnen domineren. Eind nov. 1983 bestormden Libische en Syrische troepen met de PLO-dissidenten Arafats hoofdkwartier in het Beddawikamp bij de noordelijke havenstad Tripoli. Samen met 4000 aanhangers werd de PLO-leider uiteindelijk in de stad zelf omsingeld, maar na bemiddeling van de Veiligheidsraad konden Arafat c.s. op 20 dec. geëvacueerd worden op Griekse schepen onder beschutting van de Franse vloot. Op 20.7.1983 bezocht president Gemayel de VS, om er Amerikaanse steun te bepleiten. Op dezelfde dag kondigde Israël de terugtrekking aan van zijn troepen tot achter de Awalirivier in Zuid-Libanon. Die terugtocht was op 3 sept. voltooid.

Het nationale Libanese leger moest in de strijd om de controle van de ontruimde gebieden in het Sjoefgebergte, net ten zuiden van de hoofdstad, het onderspit delven tegen de Droezenmilitie. In West-Beiroet bracht de sji’itische AMAL-militie onder leiding van Nabih Berri de christelijke falangisten vernietigende klappen toe. Begin aug. hielden de Droezen tijdelijk drie moslimministers gevangen die naar het Sjoefgebergte waren getrokken om er te onderhandelen. Als bondgenoot van de Droezen en de sjiieten, ging ook Syrië er op vooruit. De UNIFIL-troepenmacht die na het vertrek van de PLO uit Beiroet was achtergebleven, raakte echter meer en meer in de factiestrijd betrokken. Daarbij sneuvelden enkele Amerikanen en Fransen.

Eind sept. 1983 gingen de Libanezen niet zonder scepsis hun 176e wapenbestand in sinds het begin van de burgeroorlog. Premier Wazzan bood zijn ontslag aan om plaats te maken voor een regering van nationale eenheid. President Gemayel kon op 31.10.1983 in Genève inderdaad een verzoeningsconferentie op touw zetten met zijn vader Pierre als leider van de falangisten, Droezenleider Walid Joemblatt, Nabih Berri voor de sjiieten, Soleiman Frangiè voor de maronitische christenen uit het noorden, de pro-Syrische soenniet Rasjid Karame en ex-president Camille Sjamoen. Het bleef bij wat vage verklaringen over de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Libanon, maar voor ’s lands belangrijkste probleem, een nieuwe machtsdeling tussen christenen en islamieten ter vervanging van het nationale pact van 1943, kwam geen oplossing. De gesprekken werden op 23 okt. overschaduwd door twee zelfmoordacties met bomauto’s; de verantwoordelijkheid hiervoor werd opgeëist door de mysterieuze pro-Iraanse Jihadgroep (Heilige Oorlog). Onder het puin van hun totaal vernielde hoofdkwartieren lagen de lijken van 230 Amerikaanse en 58 Franse soldaten. Enkele gewonden zouden later nog overlijden.

Op 18.4.1983 waren bij een gelijksoortige actie tegen de Amerikaanse ambassade in West-Beiroet al 50 mensen om het leven gekomen. Bij de explosie van het Israëlische hoofdkwartier in de zuidelijke havenstad Tyr vielen er op 4 nov. 60 slachtoffers. De UNIFIL-vredesmacht in Beiroet werkte zich nog dieper in het Libanese moeras. Amerikaanse vliegtuigen die op 4 dec. Syrische stellingen bestookten, werden neergehaald en de Amerikaanse presidentskandidaat, de zwarte dominee Jesse Jackson, moest eraan te pas komen om een piloot vrij te krijgen. De scheepskanonnen van de Amerikaanse vloot voor Beiroet mengden zich openlijk in nieuwe gevechten om delen van de Sjoef. Op 20.2.1984 trok de Italiaanse troepenafdeling zich terug, daarin zes dagen later gevolgd door de Amerikanen.

Syrië en zijn moslimbondgenoten kregen nagenoeg de volledige controle over het niet door Israël bezette deel van het land. Op 28.2.1984 trok president Gemayel naar Damascus. Een nieuwe nationale conferentie, dit keer in Lausanne, resulteerde op 5 mrt. in het eenzijdig opzeggen van het Chaldeverdrag met Israël. Op 31 mrt. vertrokken ook de laatste Franse soldaten.

Rasjid Karamé, een soenniet, was op 26 april als premier aangesteld en wist temidden van gevechten die in Beiroet 90 slachtoffers maakten, op 12 juni een regering van nationale eenheid samen te stellen. Op 18.6.1984 kwam er na Syrische bemiddeling een veiligheidsplan voor de hoofdstad tot stand. De barricades tussen Oost- en West-Beiroet langs de zgn. groene lijn werden deels opgeruimd. Maar tot een nieuw nationaal pact kwam de regering-Karamé niet en de ministers Joemblatt en Berri boycotten daarom ook geregeld de kabinetszittingen. In aug. vielen er weer tientallen slachtoffers, dit keer in gevechten tussen pro-Syrische en fundamentalistische moslims in Tripoli. Berri riep zijn achterban in het bezette zuiden op tot oorlog tegen de Israëli’s.

Midden okt. verloren die hun 600e soldaat in Libanon, terwijl er op 20 sept. weer 24 doden waren gevallen bij een nieuwe Jihadaanval op de ambassade van de VS. De nieuwe Israëlische regering probeerde zich in het najaar van 1984 eervol uit Zuid-Libanon terug te trekken. In nov. startten daarover onderhandelingen met Libanon, nadat Syrië zijn goedkeuring had verleend. Probleem bleef de rol die Israël het VN-leger en het pro-Israëlische Zuidlibanese legertje van Antoine Lahad wilde laten spelen. Lahad was de op 14.1.1984 gestorven Haddad opgevolgd. De besprekingen verliepen uiterst stroef en begin 1985 besloot Israël zijn troepen in drie fasen terug te trekken zonder dat de onderhandelingen succes hadden gehad.

LITT. M.Deeb, The Lebanese civil war (1980).