Neuchâtel, - Duitsch Neuenburg, 1) Zwitsersch kanton, 800 K.M.2 ; 133.000 inw.; omvat een deel van den Zwitserschen Jura. De meest Fransch-sprekende Protestantsche bewoners leven hoofdzakelijk van veeteelt, wijnbouw en industrie, n.l. van uurwerken en bijouterieën.
2) hoofdstad van het vorige; 23.850 inw.; prachtig gelegen aan de N.W.-oever van het Meer van N. door spoorwegen verbonden met Pontarlier (door het Val de Travers), met Biel, La Chauxde Fonds, Yverdon en Bern. Het oudste gedeelte van de stad ligt in ’t Westen; zij wordt beheerscht door het op een hoogte gebouwde oude slot, waarvan het oudste gedeelte uit de 12e, het overige uit de 15e tot 17e eeuw dateert. Bij het slot ligt de Romaansche Stiftkerk. Nieuwe stadsdeel in het Oosten. Van den Crêt du Plan boven de stad heeft men een prachtig uitzicht over het meer en het Alpengebied. Universiteit, uurwerk- en chocoladeindustrie.
3) Meer van N. Langgestrekt meer aan den Z.O. rand van den Zwitserschen Jura, 40 K.M. lang, 6—8 K.M. breed, 230 K.M2. groot, tot 153 M. diep. De spiegel ligt op 43 c.M. hoogte. Door de gekanaliseerde Zihl staat het met het Bielermeer en met de Aar in verbinding.
Geschiedenis. N. was oudtijds een graafschap onder Bourgondische graven, later onder die van Hochberg e. a. totdat door huwelijk in 1504 een Fransche prins, Lod. v. Orléans, hertog v. Longueville, aan ’t bewind kwam. Intusschen was sedert 1457 het land met het Eedgenootschap verbonden door z.g. eeuwige verdragen met Bern en andere kantons. Van 1512— 29 door de Berners bezet wegens den oorlog met Frankrijk, werd het teruggegeven aan het geslacht Longueville, doch Bern bleef een soort protectoraat behouden. In 1530 voerde G. Farel, de reformator van Fransch-Zwitserland (vóór Calvijn), de Hervorming in. De Westfaalsche vrede erkende N. als souverein vorstendom onder Zwitsersche bescherming. Op ’t laatst der 17e eeuw was het uitsterven van het huis Longueville te voorzien ; er waren verscheidene pretendenten en vooral Lod. XIV deed moeite het vorstendom in zijn familie te brengen. Om dit te verhinderen,bewoog Bern Willem III van Oranje voor zijn aanspraken op te komen.
Deze deed dat bij den vrede van Rijswijk, 1697, daarbij zijn rechten overdragend op den koning van Pruisen. In 1707 stierf met Marie v. Nemours het vorstengeslacht van N. uit en het opperste gerecht van het Eedgenootschap erkende de aanspraken der Oranje’s, d. i. nu van den kon. van Pruisen. Bij den vrede van Utrecht, 1713, erkende Lod. XIV deze ook. De 18e eeuw was voor N. een tijd van voorspoed ; de industrie, vooral van uurwerken, kwam er tot aanzien. Dikwijls vonden onder Fred. den Groote elders vervolgden er een toevlucht, Rousseau b.v. Van de Helvetische Republiek, in 1789 door Frankrijk opgedrongen, maakte N. geen deel uit; Pruisen moest het in 1806 aan Napoleon afstaan, die er Maarschalk Berthier mee beleende. Deze deed afstand in 1814 tegen een pensioen en N. werd, ofschoon een afzonderlijk deel van Pruisen blijvend, als 21e kanton bij Zwitserland gevoegd. De koning hield de oude stendenregeling in stand, maar gaf in 1830 toe aan den wensch naar een meer liberale grondwet.
Spoedig helde N. over naar de reactionnaire kantons; het maakte zelfs met Katholieke, als Luzern e. a., een overeenkomst in 1832, den z.g. Sarner Bond, waartegen wapengeweld noodig werd (zie ZWITSERLAND, G e s c h.). Terwijl de regeering van N. conservatief bleef, nam het getal republikeinen uit andere kantons daar gevestigd toe en evenzeer hun aanhang. Voor het ten onderbrengen van den opstandigen Sonderbund van Katholieke kantons in 1847 weigerde de regeering den Bond het vereischte troepencontingent. De Bond legde daarvoor N. een boete van 300.000 fr. op. Den 29en Febr. 1848 had een republikeinsche omwenteling plaats zonder veel tegenstand ; op 1 Maart vormde zich een voorloopige regeering, die te Bern aanstonds werd erkend. Een nieuwe grondwet werd, hoewel niet met groote meerderheid, door het volk bekrachtigd ; de verbinding met Pruisen was opgeheven ; de koning liet het bij een protest en onthief zijn ambtenaren van hun verplichtingen. Ondertusschen waren de Pruisische aanspraken in het Londensche protocol van 1852 erkend ; de Parijsche vredesconventie van 1856 sprak zich evenzoo uit, hetgeen de royalisten aanmoedigde een aanslag te beproeven. In Sept. 1856 brak in Locle een opstand uit; de royalisten, onder leiding van graaf Fred. de Pourtalès, maakten zich zelfs van het kasteel (citadel) van N. meester. Doch spoedig traden geregelde troepen op, bestormden het slot en onderdrukten de beweging in eenige dagen.
Tegen de leiders ervan, die waren gevangen genomen, werd een vervolging begonnen en toen de koning van Pruisen hun vrijlating eischte, met steun der groote mogendheden, op dreigenden toon, scheen korten tijd de vrede in gevaar. De Zwitsersche regeering wist (door haar gezant Dr. Kern) Napoleon III tot bemiddeling te bewegen, waarin de Pruisische toestemde. Bij het verdrag van Mei 1857 deed de koning van Pruisen afstand van zijn rechten op N., waarvoor de Zwitsersche regeering aan de opstandelingen volledige amnestie verleende. Sindsdien is de staatkundige ontwikkeling van het kanton vrij rustig geweest. Eenige democratische veranderingen (facultatief referendum, 1879) werden ingevoerd, voor onderwijs, verkeer en nijverheid veel gedaan.
Litteratuur :
Grandpierre, Histoire du canton de Neuchâtel sous les rois de Prusse, 1707— 1848; Neuchâtel 1889;
Quartier la Tente, Le canton de Neuchâtel Revue historique, aldaar 1892.