Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mollen

betekenis & definitie

Mollen - Talpidae, een familie der Insecteneters; gravende dieren met daarvoor ingerichte voorpooten, kleine of rudimentaire oogen en zonder oorschelp. Zij komen voor in N.-Amerika en Europa. Het meest bekend is de mol, Talpa europaea, zie plaat Insecteneters II, fig. 2, ter lengte van 15 c.M., met korten staart en zachte, fluweelachtige huid; de oogen zijn zeer klein; voorpooten kort en breed, horizontaal buitenwaarts geplaatst, met grooten graafnagel boven den duim; hij gebruikt de voorpooten als lepels om de aarde te verwijderen. Uitnemend graver in lossen grond, werpt met den spitsen kop de aarde naar boven; vastere aarde wordt alleen met de graafpooten bewerkt.

Is de meest volmaakte mijnwerker onder de zoogdieren; maakt zijn nest eenige d.M. onder den opgewoelden grond (molshoop), dat door een aantal gangen, die met elkander samenhangen, verbonden is. Het gevoel, zetelende in den snuit, is buitengewoon sterk ontwikkeld, evenals het gehoor. Jaagt op allerlei dieren, die in den grond leven, en is naar omstandigheden nuttig of schadelijk: nuttig als verdelger van insectenlarven (engerlingen) en als losmaker en omwerker van den grond, schadelijk als verdelger van regenwormen en door het ontwortelen van planten. Meestal is het nut grooter dan de schade! De huid heeft waarde als bont. Worden M. lastig in tuinen, dan kan men hen verdrijven door vliertakken of haringkoppen in de gangen te steken of bloemperken te omgraven met doornige takken of glasscherven. — Een in het water levende soort is de desman (Myogale) uit Z.-Rusland en de Pyrenaeën, met zwemvliezen; voedt zich met allerlei waterdieren (I fig. 4).

Bij de wet van 15 Dec. 1917, Stb. 706, gew. 7 Juni 1919, Stb. 290, houdende bepalingen tot bescherming van mollen, kikvorschen en egels is verboden op gronden, bij anderen in gebruik, m. te vangen of te dooden, tenzij met schriftel. machtiging van den Comm. der Kon. en met schriftel. toestemming of in gezelschap van den gebruiker dier gronden. Deze bepaling geldt niet voor personen, die behooren tot het gezin van den gebruiker der gronden of zich bij dezen in dienst bevinden (art. 1). Ook is verboden m. of huiden van m. ten verkoop in voorraad te hebben, te koop aan te bieden, te verkoopen of te vervoeren, tenzij met schriftel. machtiging van den Comm. der Kon. (art. 2). Een machtiging, als bedoeld in art. 1 en 2 wordt slechts verleend aan personen, die te goeder naam en faam bekend zijn (art. 3).

< >