Laster, - in het algemeen aanranding van iemands eer of goeden naam door hem met opzet valschelijk van iets te betichten. Ons strafwetboek straft als laster het plegen van het misdrijf van smaad of smaadschrift, ingeval het bewijs der waarheid van het te laste gelegde feit is toegelaten, en dat bewijs niet wordt geleverd en de telastelegging tegen beter weten in is geschied (art. 262). Indien de beleedigde aan het te laste gelegde feit bij rechterl. gewijsde onherroepelijk is schuldig verklaard, is veroordeeling wegens laster uitgesloten.
Indien hij van het te laste gelegde feit bij rechterl. gew. onherroepelijk is vrijgesproken, wordt dat gew. als volkomen bewijs der onwaarheid van het feit aangemerkt. Indien tegen den beleedigde wegens het hem te laste gelegde feit een strafvervolging is aangevangen, wordt de vervolging wegens laster geschorst, totdat bij gewijsde onherroepelijk over het te laste gelegde feit is beslist (art. 265). — Zie ook valsche aangifte, strafb. gesteld in artt. 188 en 268 Sr. Zie voor de civielrechtelijke gevolgen van 1. BELEEDIGING.