Fijnspar of fijne den (Picea excelsa). Deze boom, met zijn vlak wortelgestel, hoort feitelijk thuis in het gebergte op den verweerden rotsbodem. Toch komen ook in ons land, waar de luchtvochtigheid evenals in bergstreken, dikwijls vrij groot is, uitstekend gegroeide boomen en bosschen voor, vooral in het Noorden. Hij verlangt een vruchtbaren, vochthoudenden bodem.
De f. kan eenige schaduw verdragen, is echter niet geschikt voor onderplanting op zeer beschaduwde plaatsen. Bosschen worden hier zelden aangelegd van enkel f. Meestal wordt deze houtsoort gemengd met grove-den, larix, eik of andere soorten. Bij aanplant van enkel f. wordt een onderlinge afstand van ong. 1.25 M. genomen. Gebruikt worden planten van tenminste 2 jaren, gewoonlijk 3—4 jarige. Ouder moeten ze met kluit worden gepoot.
In de kweekerij wordt het zaad, ong. ½ tot ¾ K.G. per are, het best uitgezaaid in rijen, op 15 c.M. afstand. Het zaad wordt ruim 1 c.M. bedekt. Na 1 of 2 jaren worden de plantjes verspeend op 10—20 c.M. afstand. — De f. is de meest gezochte boom voor kerstboom. Zie ook PICEA en SPAR.