Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Fabliaux (fr.)

betekenis & definitie

Fabliaux (fr.) - is de naam, dien men in de Middeleeuwen gaf aan een bepaald soort van vermakelijke vertellingen in verzen. Zij onderscheiden zich in menig opzicht van de „dits”, de „lais” en de „romans”, van deze laatste o.a. door hun kortheid. Gemiddeld tellen zij niet meer dan drietot vierhonderd acht-lettergrepige ! verzen. De oudste fabliau, Richeut, dagteekent van 1195; de laatste fabliau-dichter is Jean de Condé, die in 1340 stierf.

Er is veel geschreven over den oorsprong en de verbreiding van deze eens zoo populaire vertellingen. Drie theorieën trachten een oplossing van dit vraagstuk te geven: de arische, de anthropologische, en de orientalistische. Deze laatste telt de meeste aanhangers, o. a. Benfey, Koehler cn Gaston Paris. Zij wordt evenwel niet aanvaard door Joseph Bédier, den schrijver van „Les Fabliaux, études de litt. populaire”, 2de uitg., Parijs 1895. De ongeveer 150 overgebleven fabliaux zijn opgenomen in de kostbare uitgave van de Montaiglon en Raynaud (6 deelen, Parijs, 1872—1890).

Zij zijn het werk van dichters uit het Noorden en vooral uit het Noord-Oosten van Frankrijk; als Henri d’Andeli, Rutebeuf, Watriquet de Couvin, enz. Wat dezen zich met het dichten van hun verhalen voorstelden, bepaalde zich tot het opwekken van vroolijkheid en lachlust, te dikwijls met gebruikmaking van de allergrofste middelen. De „esprit gaulois” viert er hoogtij. Tot de meest bekende behooren: le Vilain mire (de boer, die door zijn vrouw gedwongen wordt als medicus op te treden), waaraan Molière de grondgedachte van zijn „Médecin malgré lui” ontleende; les trois Aveugles de Compiègne, le Vilain qui conquist paradis par plaid, Auberée en La Veuve, waarvan men het gegeven terugvindt in een fabel van La Fontaine. Zie BOERDEN.