Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Brahmanisme

betekenis & definitie

Brahmanisme - is de op de Wedische religie* volgende faze der Indische religie. De in alle religies, waar heil. boeken zijn, aan te wijzen ontwikkelingsgang van scheppende periode naar systematiseerende priesterperiode is in Indië bijz. duidelijk arm wijsbaar. Het B. staat tot de Wedische religie als in het Christendom de periode der dogmenvorming tot het oer-Christendom, of in Israël den aexilische periode tot de profetische, of in den Islam middeleeuwen tot den tijd van Mohammed. B. is de tijd der formuleering, der systematisatie, der dogmenvorming, der priesterheerschappij, Maar, evenals in het Christendom, Jodendom en Islam, ontwikkelt zich als reactie daarnaast de mystiek.

In het B. teekenen zich twee lijnen af: 1e Karma-mãrga = de weg der relig. werken; 2e dzjnãna-mãrga = de weg van het weten. De heil. boeken der eerste groep zijn de brãhmanas (Zie WEDA). Hoofdzaak is hier het offer. Het offer is hier meer magisch dan religieus: het correct volbrachte offer bewerkt automatisch het begeerde goed door het in het offer wonende magisch vermogen. Het is niet meer de aan een god gebrachte gave, maar wordt zelf de drager van bovenmenschel, krachten, die door den priester in werking wordt gezet.De offerende priester is machtig boven goden en menschen; hij beheerscht alle kosmische krachten. Dat bewerkt een geweldige verheffing van den priesterstand, ten koste van de goden, die van het offer afhankel. worden. Het B. zet den menschelijken godsdienst in plaats der wedische goden.

De heil. boeken der 2e lijn(dzjnanamarga) zijn de oepanisjads (Zie WEDA); ’t is de religieuze philosophie v.h. B. De Wedische goden treden er terug achter de ééne onpersoonlijke macht, de laatste oorzaak der dingen: het Brahma, het ééne, eeuwige, onveranderlijke, absolute, attribuutlooze zijn, waar men eig. alleen van zeggen kan: niet, niet! Wordt dat Eéne opgevat als wereldziel, de metaphysische achtergrond van alle individueele leven, de transcendente Ikheid, dan heet het Atman, dat men gaarne door zelf vertaalt. De verhouding van Brahma tot Atman is het voorwerp van lange bespiegelingen, die relig. bet. hebben door de vraag in hoever de individueele ziel tegenover het Brahma existentie toekomt. De doorgaande opvatting is, dat ertusschen beide een metaphysische eenheid bestaat. De leer der zielsverhuizing*, die een door de Brahmanen verwaarloosd religieus element redden wil, is evenals het ascetisme* reactie tegen hetpriesterl. rationalisme, dat het godsd. leven doodt, en vindt haar oorsprong in de buitenwedische voorstellingen, (vg.: de opkomst van het na-Homerisch orphisme in Griekenland). Het B. is een god-looze religie, al blijven de godenfiguren als mythologische namen bestaan (vg. de Homerische goden). Het religieuze element in het B. is daardoor uiterst zwak: magie, philosophie en ascetische oefeningen karakteriseeren het B. Zijn atheïstisch karakter riep als reactie het Hindoeïsme* (of neo-Brahmanisme) in het leven; zijn aristocratische priester-hierarchie vond haar reactie in het Dzjainisme* en het Boeddhisme*.

Brahmanisme in den 0. I. Archipel.

Hier worden alleen eenige mededeelingen gedaan omtrent de verspreiding van het B. terwijl afzonderlijk behandeld wordt de Hindoekolonisatie in den Archipel*. Het eerste schriftel. bericht omtrent het voorkomen van het B. in den Archipel is afkomstig van den Chineeschen Boeddhist Fahian, die in 414 na Chr. Java bezocht, en daar wel Brahmanen, slechts weinig Boeddhisten aantrof; waarschijnlijk is dus het B. eerst in den Archipel gekomen, eerst later door het Boeddhisme gevolgd, maar niet verdrongen, daar het Boeddhisme meer bij uitsluiting de godsdienst der vorsten en aanzienlijken werd, het B. meer invloed op het volk kreeg en behield; het kastenstelsel was van Brahmanistischen oorsprong; evenzoo heeft de B. letterk. den grootsten invloed op de Jav. letterkunde uitgeoefend, vooral de heldendichten Mahabharata en Rãmãyana. Blijkens de gevonden heiligdommen en beelden zijn het meer het Çiwaisme* en Wishuoeisme* dan de vereering van Brahma* geweest, die op Java gebloeid hebben, en welhoofdzakel. het Çiwaisme, zoodat deze sekte en het Mahãjãnisme* de staatsgodsdiensten op Java vormden, wier geestelijken bij alle groote plechtigheden samen tegenwoordig waren. Op Sumatra schijnt alleen het Boeddhisme te hebben geheerscht (Zie BOEDDHISME IN DEN 0. I. ARCHIPEL). De voornaamste Brahmanistische bouwwerken op Java (die op de afzonderl. namen, na Tjandi te zoeken, nader beschreven worden) zijn: die op het Dieng-plateau, Tjandi Prambanan, in de vlakte van dien naam op de grens tusschen Soerakarta en Djokjakarta, Tjandi Panataran in Kediri, Tjandi Séla Grijô in Kedoe, Gedong Sôngô in Semarang, terwijl Tjandi Singôsari gemengd Boeddhistisch en Çiwaistisch is. (Tjandi in het Javaansch= mausoleum, graftempel).

< >