Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Blaaspootigen

betekenis & definitie

Blaaspootigen, Thysanoptera, eene orde der insecten, die hun naam danken aan het voorkomen van een uitstulpbaar blaasje aan het uiteinde der pooten, dat in verband staat met eene in iederen poot voorkomende klier, die een vocht afscheidt, waarmede de dieren zich vasthouden. De BI. zijn kleine insecten, hoogstens 10 m.M. lang, met zuigende monddeelen en zeer smalle, vliezige vleugels, die aan den rand met lange franje van haren voorzien zijn; vandaar ook de naam „franjevleugeligen”. In vele gevallen zijn de vleugels gereduceerd of ontbreken zij. De gedaanteverwisseling* vindt allengs plaats.

De dieren leven in bloemen en op bladeren, vooral op grassen en lage kruiden, ook onder afgevallen bladeren en onder boomschors. Zij voeden zich met plantensappen. In ons land komt een aantal soorten voor, die echter nog niet goed onderzocht zijn. Op warme zomerdagen kunnen zij in grooten getale ons lastig vallen; zij zetten zich dan vooral gaarne op de handen neer; de volksmond noemt hen „donderbeestjes” of „dondervliegjes”. Voor den tuin- en landbouw kunnen zij zeer schadelijk worden, bv. de graanblaaspoot (zie plaat Insecten II, fig. 16).

< >