Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Winkelcentrum

betekenis & definitie

o. (-tra, -s), concentratie van winkels op een bepaalde plaats.

Het planmatige winkelcentrum is een modern bundelingsverschijnsel in de detailhandel, dat aan de volgende eisen voldoet:

1. het geheel der vestigingen vormt in architectonisch opzicht en tegenover de omgeving een zelfstandige eenheid;
2. de vestigingen brengen collectief een assortiment goederen en diensten dat aan de doelstelling van het winkelcentrum beantwoordt en omvatten vaak ook één of meer bankvestigingen;
3. de bedrijfsruimten in dit centrum worden aan ondernemers die voor eigen rekening hun zaak drijven verhuurd, op zodanige wijze dat het geheel van vestigingen door de eenheid van exploitatie van het gebouwencomplex en door de samenwerking van deze ondernemers voor gezamenlijke doeleinden naar buiten als eenheid optreedt. Bij de in de stedelijke bebouwing geïntegreerde winkelcentra onderscheidt men buurtwinkelcentra als concentraties van 6—20 buurtwinkels met als centraal punt veelal een supermarkt; deze centra vertonen in het licht van de hogere eisen die de

consument gaat stellen een tendens naar schaalvergroting ten koste van de wijkwinkelcentra, omvattende 20—50 zaken met een grote variëteit van branches. Regionale winkelcentra zijn centra van grote allure met veelal één of twee warenhuizen, 50—100 andere winkels en omvangrijke parkeergelegenheid. Zgn. fashion centers zijn concentraties van winkels met een assortiment van goederen bestemd voor een specifiek koopkrachtig publiek, b.v. dames-en herenkleding, schoeisel en aanverwante artikelen, een delicatessenzaak, terwijl meestal een supermarkt ontbreekt.

De oorzaken van de ontwikkeling van winkelcentra zijn: de sterk toenemende concentratie der bevolking in de steden en haar verplaatsing naar de periferie der steden, de parkeerproblemen, de voortschrijdende betekenis van het nationaal geadverteerde merkartikel, de stijging van de welvaart enz. Een tendens is dat de detailhandel meer en meer zelf de stichting van winkelcentra ter hand gaat nemen in onderlinge samenwerking tussen grootwinkelbedrijf en midden-en kleinbedrijf in plaats van dat geheel over te laten aan bouw-, beleggings-en/of exploitatiemaatschappijen. Een nevengevolg van de ontwikkeling van winkelcentra is dat de gemiddelde loopafstand van de consument tot de winkel groter wordt. In de VS is dit aanleiding geworden tot de opkomst van een nieuw type winkel, de convenience store, met een beperkt assortiment van veel gevraagde artikelen, die zo dicht mogelijk bij de consument gevestigd is om het hem mogelijk te maken gemakkelijk het in de winkelcentra gekochte goederenpakket aan te vullen. In Europa wordt deze taak ook vervuld door de ambulante detailhandel in de vorm van de rijdende winkels. Ook buiten de steden zijn winkelcentra ontstaan.

Zij vormen daar niet zelden een ernstige bedreiging voor de detailhandel in de stadscentra. LITT. M. Steinberg, The shopping center in Europe (1957); T. Gasser, Das Shopping Center in Nordamerika (1960); C.S. Jones, Regional shopping centers (1970); L. Bak, Hoofdwinkelcentrum, structuur en functie van het kernwinkelapparaat (1971).