(weefde, heeft geweven),
1. (textiel) het maken van een weefsel: linnen weven;
2. vlechten, mengen (door): in die roman zijn historische feiten door de verbeelde geschiedenis geweven; samenstellen, vormen.
Het weven is voortgekomen uit het vlechten. Het industrieel maken van weefsels (weefsel, TEXTIEL) gebeurt in de weverij op weefgetouwen die als gevolg van de groeiende behoefte aan steeds fijnere weefsels, dus steeds grotere aantallen fijnere draden, steeds beter aangepast werden.
GESCHIEDENIS
De kunst van het weven is als handwerk al bijzonder lang bekend. Er zijn aanwijzingen gevonden dat reeds ca.5000 v.C. in West-Europa weefsels zijn vervaardigd. Ook in China was het weven (m.n. van zijde) al sinds lang voor de christelijke jaartelling bekend. De Babyloniërs en Feniciërs waren zo bedreven in de weefkunst, dat hun produkten ook nu nog nauwelijks te evenaren zijn.
In het oude Egypte werd reeds bijzonder fijn linnen geweven. Ook de Grieken en Romeinen weefden hun gewaden met steeds toenemende luxe. In de middeleeuwen waren spinnen en weven huisarbeid. Vooral in de kloosters bracht men technische verbeteringen in het weven aan. Later stond bij de gilden het lakenweven in hoog aanzien. Evenzo genoten de laken-of linnenwevers in Vlaanderen, Westfalen, Thüringen, Saksen en Beieren grote welstand.
In de zijdeweverij stond Italië bovenaan, maar ook in Lyon werd reeds in 1560 zijde geweven. In 1784 werd het eerste weefgetouw voor het mechanisch weven geconstrueerd.
LITT. E.Dijkmeyer, Textiel. Spinnen en weven (1946); J.Schneider, Weberei (1961); R.Marks en A.F.C.Robinson, Principles of weaving (1976); W.Bodeutsch, Grundlagen der Gewebefertigung (1979).