Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Waaier

betekenis & definitie

m. (-s),

1. veelal halfcirkelvormig scherm met handvat, vaak opvouwbaar, waarmee men een luchtstroom opwekt; (ook) een handschermpje daartoe;
2. deel van een waaiersluis en van een weidemolentje;
3. schoepenrad bij ventilatoren en centrifugaalpompen; onderdeel van sommige zuigpompen.

Het materiaal voor waaiers is vaak papier, zijde of dun leder dat is vastgemaakt aan een montuur. Dit bestaat uit een handvat en een aantal dunne spijltjes van b.v. hout, ivoor of paarlemoer. De spijltjes komen aan één kant bij elkaar en kunnen zich aan de andere kant ontplooien, samen met het daarop vastgeplakte en/of genaaide scherm. M.n. in vroeger tijden was de waaier een statussymbool. In tropische landen is hij reeds eeuwenlang in gebruik. Bij de oude Egyptenaren bestond de waaier uit een struisvogelveer.

Voor officiële gelegenheden werd een groot aantal veren bij elkaar op een lange stok bevestigd. Bij de oude Grieken en Romeinen had de waaier een bladvorm en was meestal van dun, rijkversierd leder vervaardigd. Tijdens de middeleeuwen werden weinig waaiers gebruikt. In de 16e en het begin van de 17e eeuw was de bladvormige, van veren vervaardigde waaier in trek. De toen ook bekende vouwwaaier werd tot het begin van de 20e eeuw gehanteerd.

LITT. C.Catalani, Waaiers (1973).