v. (-en), van overheidswege verrichte registratie van gegevens omtrent de bevolking van een bepaald land, census.
In België vond de eerste volkstelling plaats in 1784, in Nederland in 179
5. In de regel zijn ze sinds 1829 in beide landen om de tien jaar gehouden. De laatste tellingen in België vonden plaats in 1947, 1960,1970 en in 1980, in Nederland in 1947,1960 en 197
1. De organisatie van de volkstellingen ligt in België in handen van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), in Nederland van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Volkstellingen zijn nodig omdat zij feiten aan het licht kunnen brengen die op geen enkele andere wijze te verkrijgen zijn. Dergelijke feiten zijn van belang zowel voor wetenschappelijk onderzoek, als voor het overheidsbeleid, dat zijn maatregelen hierop moet baseren. Naast de volkstellingen bestaan in Nederland en België de zgn. lopende statistieken, die m.n. zijn gebaseerd op gegevens uit de bevolkingsregisters van de afzonderlijke gemeenten. Omdat deze gegevens echter slechts kunnen worden bijgehouden voorzover er veranderingen optreden in bepaalde gebeurtenissen (huwelijk, geboorte, sterfte, vestiging en vertrek), bevatten de bevolkingsregisters een vrij groot zgn. slapend bestand. Daarom ook wordt het bevolkingsregister aan de hand van de volkstellingen gecontroleerd, niet andersom. De bij een volkstelling gestelde vragen omvatten gewoonlijk de volgende rubrieken: algemene gegevens, het kindertal, de schoolopleiding, de beroepsen bedrijfsuitoefening, het woon-werkverkeer en de huisvestingssituatie.
Bij de Ned. volkstelling van 1971 zijn belangrijke discussies ontstaan over de vraag naar de bescherming van de privacy van de individuele burger. Ondanks tegemoetkomingen van de kant van het CBS weigerde een aantal bezwaarden op principiële gronden iedere medewerking aan de volkstelling.