Eigenlijk: Narendra Nath Datta, Indisch godsdienstig leider, *1862 Calcutta, ♰1902 Belur (bij Calcutta). Na een Engelse opvoeding kwam Vivekananda als student onder invloed van de Brahma-Samaj.
Hij werd in 1882 leerling van Ramakrishna. Sinds 1897 reisde hij door India ter verbreiding van zijn Ramakrishna-missie; zorg voor armen en zieken is een der voornaamste bezigheden van deze missie. In 1898 stichtte hij de Vedanta Society in San Francisco, vervolgens een klooster te Madras. De hoofdpunten van zijn leer zijn: alle godsdiensten zijn waar en goed; een ieder houde zich aan de zijne; God is onpersoonlijk en niet te kennen, in de hele wereld gemanifesteerd; de menselijke ziel is goddelijk, de mens is een heilig wezen, dat geen zonde kan begaan. Het hindoeïsme dient tot in details behouden en niet hervormd te worden, daar het de oudste en edelste godsdienst is. De westerse beschaving is grof en materialistisch; invloed daarvan is voor de hindoe ongewenst, al zijn opvoeding en wetenschappelijke methoden van het westen niet te verwerpen. Uitgave: Complete works (vele herdr.).
LITT. S. Nikhilanornda, La vie de Vivekananda (1956).