Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Viervlak

betekenis & definitie

o. (-ken), ruimtefiguur begrensd door vier driehoeken, die drie aan drie aaneensluiten. Een viervlak heeft vier zijvlakken, zes ribben, vier hoekpunten en zes hoeken.

Twee ribben die elkaar kruisen heten overstaande ribben.Het viervlak heeft eigenschappen die een zekere overeenkomst vertonen met die van de driehoek in het platte vlak. Een zwaartelijn van een viervlak is de lijn uit een hoekpunt naar het zwaartepunt van het overstaande zijvlak. Een viervlak heeft dus vier zwaartelijnen; deze gaan door één punt, het zwaartepunt, en verdelen elkaar in stukken die zich verhouden als 1 : 3. Een hoogtelijn van een viervlak is de loodlijn uit een hoekpunt neergelaten op het overstaande zijvlak. Een viervlak heeft vier hoogtelijnen; deze hebben in het algemeen twee aan twee geen punt gemeen. Gaan twee hoogtelijnen wel door één punt, b.v. de hoogtelijnen van viervlak ABCD uit A en D, dan kruisen de ribben AD en BC elkaar loodrecht en mgekeerd.

Gaan de vier hoogtelijnen van een viervlak door één punt, dan kruisen de drie paren overstaande ribben elkaar loodrecht, en omgekeerd; men noemt het viervlak in dit geval orthogonaal of orthocentrisch. Een viervlak heeft een omgeschreven bol. Het middelpunt van deze bol is het snijpunt van de vlakken die de zes hoeken van het viervlak middendoor delen. Een viervlak heeft vier aangeschreven bollen, dat zijn de bollen die raken aan één zijvlak en aan de uitbreiding van de drie andere zijvlakken. Het middelpunt is het snijpunt van de vlakken die drie hoeken van het viervlak middendoor delen en de vlakken die de nevenhoeken van de overige drie hoeken middendoor delen. Is r de straal van de ingeschreven bol en zijn ra, rb, rc en rd de stralen van de vier aangeschreven bollen, dan is 2/r = 1/ra + 1/rb + 1/rc + 1/rd. Bijzondere viervlakken zijn verder:

1. het recht viervlak, d.i. een viervlak waarvan één van de drie in één hoekpunt samenkomende ribben loodrecht staat op de beide anderen;
2. het rechthoekig viervlak, d.i. een viervlak waarvan de drie in één hoekpunt samenkomende ribben twee aan twee loodrecht op elkaar staan;
3. het regelmatig viervlak of tetraëder.

< >