Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Verzuiling

betekenis & definitie

v., term voor de opleiding van het maatschappelijk leven op grond van godsdienstige en levensbeschouwelijke verschillen; m.n. de vrijwillige vorming van organisaties op godsdienstige en/of levensbeschouwelijke grondslag.

Nader aangeduid betreft de verzuiling een doorgaand splitsingsproces, waarbij zich op velerlei terrein levensbeschouwelijke organisaties manifesteren. Aldus ontstaan complexen van organisaties op levensbeschouwelijke grondslag, zuilen genaamd, waarin het geestelijke en sociale leven van bepaalde volksdelen zich grotendeels afspeelt. In Nederland was de verzuiling een gevolg van de sociale emancipatie van het rooms-katholieke en gereformeerde volksdeel en van de arbeidersklasse. Daarbij vormde zich een aantal machtsblokken: een rooms-katholiek, een protestants-christelijk en een socialistisch blok, elk met eigen politieke partijen, scholen, vakorganisaties, ziekenfondsen, persorganen, omroep, jeugdverenigingen, culturele organisaties, sportverenigingen enz. Daarbij voegde zich een algemene, neutrale zuil als rest en, na de Tweede Wereldoorlog, een humanistische deel-zuil, die vooral voor het maatschappelijk en sociaal-cultureel werk eigen organisaties stichtte. De zuilen waren ‘soeverein in eigen kring’.

De overheid beperkte zich ertoe het wettelijk kader te creëren en de financiële middelen te verschaffen, die het de verzuilde organisaties mogelijk moesten maken te functioneren. In België kent men vanouds een katholieke, socialistische en liberale zuil, die terwille van een zeker politiek machtsevenwicht in stand blijven.

In de jaren zestig en zeventig werd in toenemende mate een ontmanteling van de zuilen als confessionele machtsblokken merkbaar. Deze ontzuiling was een gevolg van de voltooiing van het proces van emancipatie der achtergestelde groepen, waardoor de sociale basis van de verzuiling was weggevallen. Daarbij kwam een proces van secularisatie, dat de vooraanstaande plaats van de kerk in de samenleving aantastte. Het democratiseringsproces tenslotte had tot gevolg dat het traditionele kerkelijk gezag niet langer als vanzelfsprekend werd geaccepteerd en leken inspraak en medeverantwoordelijkheid gingen eisen. Een en ander leidde tot een desintegratie van de zuilen als coherente machtsblokken, niet echter tot een ineenstorting van de in het kader van de verzuiling ontstane particuliere organisaties. In sommige gevallen lieten deze organisaties wel hun levensbeschouwelijke achtergrond vallen en/of fuseerden zij met zusterorganisaties uit andere zuilen.

Zo ontstonden het Christen-Democratisch Appèl en de Federatie Nederlandse Vakbeweging. De door de verzuiling ontstane situatie, waarbij de overheid de geestelijke en sociale zorg voor de bevolking grotendeels overliet aan particuliere instellingen, bleef als organisatorisch principe echter onaangetast.

LITT. F.van Heek, Het geboorteniveau der Ned. rooms-katholieken (1954); J.P.Kruyt, Verzuiling (1959); J.P.Kruyt en W.Goddijn, Verzuiling en ontzuiling als sociologisch proces (in: A.N.J.den Hollander e.a., Drift en Koers, 1962); A.Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Ned. politiek (1968); J.Hendriks, De emancipatie der gereformeerden (1971); J.M.G.Thurlings, De wankele zuil. Ned. katholieken tussen assimilatie en pluralisme (1971); J.T.J.van den Berg en H.A.A.MoIleman, Crisis in de Ned. politiek (1975); J.Billiet en K.Dobbelaere, Godsdienst in Vlaanderen. Van kerks katholicisme naar sociaalculturele christenheid (1976); J.Billiet, Secularisering en verzuiling in het onderwijs (1977).