Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vanille

betekenis & definitie

[Sp.], v./m., vrucht van de klimplant Vanilla planifolia; de genoemde vrucht als specerij: het smaakt naar vanille; ben. voor diverse soorten van het geslacht Vanilla.

Met meterslange sappige stengels klimmen de vanilleplanten in bomen met behulp van tegenover de bladeren gevormde hechtwortels. In verscheidene tropische landen teelt men Vanilla planifolia (= V. fragrans), een soort uit Oost-Mexico met tot 20 cm lange, breed-elliptische vlezige bladeren en groenachtige gele, 5 cm lange bloemen. Zij wordt vermeerderd door stekken te planten aan de voet van de steunboom. Buiten Amerika moeten de bloemen kunstmatig bestoven worden omdat het bestuivende insekt ontbreekt. Het onderstandige vruchtbeginsel groeit uit tot een tot 25 cm lange, dunne, rolronde vrucht vol stoffijne zaden, die iets onrijp wordt geplukt en aan een broeiingsproces onderworpen. Na droging krijgt men de zwarte, rimpelige ‘vanillestokjes’ waarvan de beste kwaliteit bedekt is met kristallen van vanilline, de voornaamste aromastof.

Voor het aromatiseren van chocolade en andere voedselprodukten gebruikt men veelal synthetische vanilline; het natuurlijke produkt bevat echter ook nog andere aromastoffen. Een groot deel van de produktie wordt lokaal verbruikt; in de wereldhandel komt ca. 1500 t per jaar, waarvan de helft uit Malagasië. Andere belangrijke produktielanden zijn de Comoren, Réunion en Frans Polynesië.