(schreef uit, heeft uitgeschreven),
1. bekendmaken dat iets plaats zal of moet hebben, verordenen: een vergadering uitschrijven, beleggen, bijeenroepen; een prijsvraag uitschrijven, openlijk de gelegenheid tot mededinging geven;
2. afboeken; zich laten uitschrijven uit Leiden, zich daar laten schrappen uit het bevolkingsregister wegens vertrek naar elders.