[Lat.], (het accent wisselt),
I. bn. en bw., dwars, overdwars gaand, staand, gericht: transversale en longitudinale trillingen; (anatomie) loodrecht op de lengteas (hoofdrichting); transversale doorsnede, dwarse doorsnede;
II. zn., v./m. (-salen) verwant in de zijlinie;
III. zn., v./m., (meetkunde) snijlijn of snijvlak in een stelsel van lijnen of vlakken.