Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tempel

betekenis & definitie

[Lat. templum, afgebakende ruimte], m. (-s),

1. gebouw aan de uitoefening van een godsdienst gewijd; (in verheven taal) kerkgebouw der christenen;
2. (fig.) zaak of plaats aan de dienst van iets gewijd: een tempel van wetenschap; (zegsw.) onderhoud uw draag zorg voor uw lichaam; iemand op zijn tempel zitten, hem achter de vodden zitten of afranselen;
3. lokaliteit, deel van een vrijmetselaarsloge waar de rituele plechtigheden der vrijmetselaars plaatshebben;
4. (veelal in verkleinvorm) rond of veelkantig gebouwtje met over de muur uitstekend dak.

De tempel was oorspronkelijk niet een gebouw, maar een plek gewijd om er rituele handelingen te voltrekken, slechts door een greppel, een hek, een rij stenen e.d. gescheiden van de profane wereld. De tempel behoort met de huiselijke haard en het graf tot de drie bekendste heilige plaatsen. De tempel als gebouw dient vooral om een godenbeeld te herbergen. Hij bestaat meestal uit drie delen: de voorhof, het heilige en het heilige der heiligen, waarin zich het godsbeeld bevindt. De godheid woont zo in het hart van de kosmos, want het tempelgebouw geldt als representant van de kosmos. Daarnaast ziet men het gebouw ook als de berg waarop de godheid woont.

De tempel is dan een verbinding tussen hemel en aarde. Het was geen onverschillige zaak waar men bouwde: elke plek heeft in het geheel van de kosmos haar eigen relaties, waarmee men rekening moest houden. Men trachtte dus door middel van divinatie te ontdekken welke plaats gunstig is en door de goden gewild. Daarom is ook de oriëntatie van de tempel belangrijk.